Schone Schijn

Schone Schijn

 

Bij ons in de bakkerij werkte een man van een jaar of veertig die Jacob heette. Hij was

slank, lang, had een rond babygezicht dat omkranst werd door krullend haar. Zijn onschuldige, blauwe ogen keken zachtmoedig de wereld in en hij was altijd bereid om iemand te helpen. Je zou hem bij wijze van spreken al je geld kunnen toevertrouwen. Kortom: als je een paar vleugels op zijn  rug plakte, zou hij sprekend op een engel kunnen lijken.  Helaas, dit was een gevalletje van schone schijn, want Jacob had een bedenkelijke hobby: in zijn vrije tijd mocht hij graag hier en daar een kraak zetten. Jacob was dus een ordinaire inbreker tot groot ongenoegen van mijn vader die deze handelswijze zeer afkeurde. Je moest met je handen van iemands eigendommen afblijven. Er was echter een bijkomend probleem: Jacob was waarschijnlijk een niet al te snuggere inbreker, want hij werd keer op keer betrapt tijdens zijn kwalijke werk en draaide vervolgens de gevangenis in. Mijn vader had dan een hardwerkende arbeidskracht minder en vooral in de kersttijd was dat een groot gemis. Toen Jacob weer eens in de bajes terecht kwam, werd hij ontslagen. Maar hij had een troef achter de hand: zijn vrouw die huilend bij mijn vader kwam en smeekte of Jacob, na zijn gedwongen verblijf in de bak, alsjeblieft weer terug mocht komen. Zeg daar maar eens ‘nee’ tegen.

Wij, mijn zusjes, broertjes en ik dachten nooit aan Jacob als een inbreker, maar als een aardige, leuke man op wie je altijd een beroep kon doen als je hulp nodig had, bijvoorbeeld in de winter, als het water naast de bakkerij dicht lag en wij moeite hadden bij het onderbinden van de schaatsen. Die rottige, oranje bandjes die maar niet vast bleven zitten. Geduldig knielde hij op het ijs en maakte daarvan stevige strikken.

Eigenlijk vonden we het wel spannend dat Jacob ’s nachts over hekken klom en ramen en deuren forceerde om een huis binnen te komen. Wij vonden andere dingen veel erger: een gierige, aangetrouwde oudoom die geen cent kon missen of zeurende vrouwen die de hele wereld bij elkaar roddelden. Opeens moet ik aan mijn grootmoeder denken. Die had soms ook wel aparte meningen over bepaalde misstanden. Iemand vertelde haar dat een man weggelopen was bij zijn vrouw, waarop ze laconiek reageerde: ‘Dan heeft die vrouw het er vast naar gemaakt.’ Het was wel erg kort door de bocht.

Van deze grootmoeder mochten wij de woorden almachtig en waarachtig niet in de mond nemen, ‘Want…’ zei ze. ‘… alleen God is waarachtig en almachtig.’

 

Bijna iedereen heeft last van schone schijn en laat zich van zijn goede kant zien, zeker in de kerk. Daar loopt toch niemand met zijn tas vol zonden te zwaaien en vraagt: wie wil hierin kijken? We zijn wel wijzer, want voordat je het weet stellen de aanwezigen zich in een lange rij op om eens een kijkje in dat tasje te kunnen nemen. Doen we dus maar niet.

Hoewel… Vroeger kwam het wel eens voor dat iemand, vóór in de kerk, belijdenis deed van zijn zonden.  Mijn  (jullie inmiddels welbekende) tante Kitty, was er een keer getuige van dat iemand zijn zonden beleed. Verlekkerd zei ze daarna tegen mijn moeder: ‘En meid, wat er niet allemaal uitkwam!’ Tja… Wij, de kinderen, luisterden met gloeiende oortjes toe.

Ik heb zo’n openbare belijdenis van zonden gelukkig nooit meegemaakt, want het lijkt me een gênante vertoning.

De schone schijn is overal aanwezig, sla de krant er maar op na. Het ene schandaal na het ander passeert de revue, vooral de fraude op financieel gebied van mensen van wie je het echt niet verwacht had.

 

Er is één die niet aan schone schijn deed. Bij Zijn geboorte was de nachtelijke hemel gevuld met oogverblindend licht en niet met armzalig schijnsel. In die nacht zongen stralende engelen hun liederen tot eer van God en stond er een ster te schitteren aan het donkerblauwe firmament om koningen de weg te wijzen naar de stal van Bethlehem. Dat kleine Kind dat later, toen Hij volwassen werd, volstrekt eerlijk was en ons de weg wees naar een liefdevolle God. Als dat geen feest waard is…

Ik wens jullie een gezegend kerstfeest toe vol helder licht en vooral zonder schone schijn.

 

—————————