Piet uit Ruinen

Sinds onze verhuizing naar Drenthe schrijf ik geen columns meer voor de  kerk in Swifterbant. Dat mis ik soms een beetje, maar om nu aan te kloppen bij de kerk in Zuidwolde… Dat gaat me een beetje te ver. Omdat ik vanmorgen een berichtje op Facebook zag dat me raakte, heb ik dat aangegrepen om toch weer eens een column te schrijven.

Piet uit Ruinen

De laatste tijd bezoeken wij, mijn man Fokke en ik, regelmatig kringloopwinkels. Allebei zijn we stapel op boeken en allebei hopen we dat ene boek te vinden waar we al jaren op zoek naar zijn: ik naar het boek  DE GOUDMAAN van  Jeffrey Farnol en Fokke heeft meerdere boeken die hij op zijn verlanglijstje heeft staan. Zo’n bezoek aan een kringloopwinkel is op zichzelf al een belevenis. Je ontmoet vaak de leukste mensen. Die dag zouden we de kringloopwinkel van Ruinen bezoeken. We reden een soort  bedrijvenpleintje op, maar van de kringloopwinkel was geen spoor te bekennen.

We wilden wegrijden, toen ik opeens een al wat oudere man in een grote schuur zag staan die ijverig bezig was met het zagen van grote planken. De schuur behoorde aan de woning die pal naast de kringloopwinkel stond. ‘Fok, stop even, ik zal voor de zekerheid even aan die man vragen of de winkel werkelijk weg is of dat hij misschien verhuisd is naar een andere plek in Ruinen.’ Mijn man stopte, ik stapte uit en  liep over de lange oprit naar de schuur. De man deed de gierende cirkelzaag uit en keek me vragend aan. Op mijn vraag of hij wist wat er met de kringloopwinkel aan de hand was, antwoordde hij: ‘Die is helaas verdwenen, mevrouw. Die winkel kostte meer dan hij opbracht. O, mijn naam is Piet.’‘En ik heet Reina.’

Binnen een minuut vertelde Piet zijn boeiende levensverhaal. Zijn vrouw was helaas gestorven en hij had een zwaar ongeluk gehad. Tijdens zijn revalidatie had hij zijn tegenwoordige vriendin ontdekt. Ze was gehandicapt, een stuk ouder dan Piet, maar vast en zeker een heel lieve, aardige vrouw want hij sprak met enorm veel liefde en waardering over haar. ‘Kijk,’ zei hij en wees op een kleine, mooie, compacte auto. ‘Die heb ik speciaal voor haar gekocht. Kan ze makkelijk in- en uitstappen. En daar…’ Hij wees op een kleine blokhut in aanbouw. ‘… in dat huisje kan ze zitten en dan kan ze heerlijk genieten van het uitzicht over de akkers. Zeg, is dat je man die daar in de auto zit?’ vroeg hij opeens. Ik knikte. ‘Waarom roep je hem niet even? Dan kunnen we gezellig een kop thee of een kop koffie drinken, wat je maar wil.’ ‘Doe ik,’ zei ik en ik maakte een wijds armgebaar naar Fokke, die daarop de auto weg zette, uitstapte en naar ons toeliep. ‘Nou, die heb je mooi afgericht,’ merkte Piet goedkeurend op.Verbaasd keek ik hem aan. ‘Wat bedoel je?’ ‘Eén gebaar en hij komt al. Heel goed, want je weet: een hond en een man moet je africhten.’ Ik begon te schateren en zei: ‘Zeg Piet, je denkt toch niet dat ik die lange oprit afwandel om heel zachtjes en beleefd te vragen: Fok, kom je alsjeblieft ook?’  ‘Nee, daar zag ik je ook niet voor aan,’ antwoordde Piet grinnikend.

Hij liet ons vervolgens de blokhut zien die hij gemaakt had van sloophout. ‘Ik moet er nog het een en ander aan doen, maar het wordt een mooi huissie waar we gezellig kunnen zitten.’We genoten van het uitzicht over de Drentse akkers met in de verte een donkere bosrand. Een stralende hemel lag als een blauwe koepel over het landschap. Zo ziet geluk eruit, dacht ik.

Nu denken jullie misschien: die vriendin heeft het mooi getroffen met zo’n aardige, attente vriend. Ja, vast, maar wat meer is: Piet heeft het ook enorm getroffen met die vriendin, want aan zijn verhaal kon ik merkten dat ze een grote vervulling vormt in zijn leven. Daar heeft haar gehandicapt zijn niets mee te maken. En die slimme Piet uit Ruinen heeft dat helemaal in de gaten gehad. Hij zag alleen maar een aardige, gezellige, waarschijnlijk amusante vrouw.

Wat heeft de Heer toch enorm veel lieve mensen op deze wereld gezet.

—————————–