Jozef, de man in de schaduw
Tot in de zeventiger jaren kwamen de bakker, de groenteboer, de melkboer en de kaasboer
aan huis om de boodschappen te bezorgen. De mensen die dit werk deden, werden venters genoemd. Iedere venter had zijn eigen wijk met vaste klanten. Het was zwaar werk om met een grote, volgeladen bakfiets in weer en wind, in snikheet of ijskoud weer te moeten fietsen.
Louis de Vries was zo’n venter, die bij ons in de bakkerij werkte. Het was een rustige, bescheiden, wat laconieke man, die zich niet gauw druk maakte.
Zijn vader was een Nederlander, maar zijn moeder kwam uit Noorwegen, waar hij in de vakanties vaak naartoe ging. Als hij dan terugkwam, zei hij, terwijl hij onze keuken binnenstapte: ‘Jeg elsker deg.’ (uitgesproken als ‘Jai elsker dai’). Dat klonk als een groet. Wij zeiden dus hetzelfde terug. Tot een van ons opzocht wat de woorden betekenden: ‘Ik houd van jou.’ Toch bleven wij nog lange tijd dit zinnetje gebruiken als groet, omdat wij het wel leuk vonden klinken.
Louis kon met een stalen gezicht de grappigste dingen zeggen. Zo kwam hij een keer bij een klant, die altijd op koopjes uit was. ‘Louis,’ vroeg ze op een dag. ‘Heb je nog wat lekkers bij je, maar het mag niet te oud en zeker niet te duur zijn,’ voegde ze er op snibbige toon aan toe.
Nu had Louis deze vraag verwacht en uit voorzorg had hij al iets meegenomen. Hij liep naar de bakfiets en kwam even later terug met twee al wat oude amandelbroodjes.
‘Mevrouwtje,’ zei hij opgewekt. ‘Als je ze nou extra lekker wil hebben, leg je ze even op de kachel en als je ze dan nog niet lekker vindt, gooi je ze in de kachel.’
Op een dag moest hij brood bezorgen bij een klant die in een huis onderaan een rivierdijk woonde. Twee stenen trappen liepen omhoog tot halverwege de dijk, waar ze in een soort overloop bij elkaar kwamen en verder als één trap bovenaan eindigden.
Een kleine jongen op een fietsje kwam op Louis af. ‘Bakker, kan jij met die bakfiets van die trap naar beneden rijden?’ vroeg hij.
‘Nou, jochie,’ antwoordde Louis bedachtzaam. ‘Dat denk ik niet.’
‘Maar de Here God natuurlijk wel, want Die kan alles,’ zei het jongetje met een stralend gezicht.
‘Ja, Die kan alles,’ glimlachte Louis. ‘Maar ik zie het Hem nog niet één, twee, drie doen.’
Daarna pakte hij zijn broodmand en liep naar het huis van de klant.
Als ik het kerstevangelie lees, dan denk ik bij Jozef, de man van Maria, onmiddellijk aan Louis. Jozef moet vast ook zo’n aardige, rustige man zijn geweest. Hij was waarschijnlijk wat ouder dan Maria, maar beslist geen oude man, denk ik zo maar. Jozef was een zogenaamde achtergrondfiguur, zo’n stille in den lande, die ondertussen wel de geweldigste dingen deed. Het zal je maar overkomen dat je in ondertrouw bent en plotseling blijkt jouw verloofde in verwachting te zijn… en niet van jou! Ik vermoed, dat Maria hem niets heeft verteld over de engel, want Jozef wilde in alle stilte van haar scheiden. Daar werd een stokje voor gestoken door de Heer, want een engel verscheen Jozef in een droom, die hem uitlegde wat er aan de hand was. Waarna Jozef met Maria trouwde, maar waarschijnlijk wel met gevolg dat hij op de zwangerschap van Maria werd aangekeken. Of dat nu zo leuk was in die tijd…
Daarna kwam het bevel van de hoogmoedige keizer Augustus, dat Jozef naar de plaats moest gaan, waar zijn familie vandaan kwam, om zich daar, samen met Maria, te laten inschrijven in een soort gemeenteregister. Dat was dus een enorme zorg voor Jozef. Hij wist absoluut niet wat hen te wachten stond. Ze hadden een onderkomen nodig en wat als de bevalling begon, wie zou hen helpen? Er was geen vroedvrouw, geen moeder, er waren geen andere familieleden of buren die te hulp zouden schieten. Ik weet bijna zeker, dat Jozef zelf nog nooit een bevalling had meegemaakt.
Toen Jezus tenslotte geboren werd, nam Jozef Hem aan als zijn eigen zoon. Vervolgens moesten ze vluchten naar Egypte waar ze lange tijd verbleven… als vreemdeling! Beslist geen pretje, ook niet in die tijd.
Jozef heeft er voor gezorgd dat Jezus een veilige jeugd kreeg.
Het laatste bericht over Jozef is het moment dat Jezus als twaalfjarige jongen achtergebleven was in de tempel en daar de Schriftgeleerden versteld deed staan over zijn kennis van de Bijbel. Toen zijn angstige ouders Hem gevonden hadden, zei Maria verwijtend: ‘Jezus, waar bleef je nou? Jouw vader en ik hebben ons grote zorgen gemaakt.’
Daarna verdween Jozef helemaal uit het zicht.
Ik ben in mijn leven zoveel aardige, zachtmoedige en bescheiden mensen tegengekomen, die altijd bereid waren om iets te doen voor een ander, maar vaak over het hoofd werden gezien. Mensen die, net als Jozef, altijd in de schaduw bleven. Op die mensen wil ik nu als het ware een schijnwerper richten, zodat iedereen ze kan zien.
Jozef… een man even uit de schaduw.
———————————